Het was ons al eerder opgevallen: het college van Gouda heeft echt een andere kijk op ondersteuning van mensen die moeilijk aan werk kunnen komen dan de VVD. Het college van Gouda heeft ook een andere kijk op ondersteuning van mensen met een laag inkomen. Een verschil van opvattingen zou je kunnen zeggen. Maar iedere keer als er een objectieve buitenstaander, zoals het NIBUD of de rekenkamer, naar kijkt, adviseren zij een aanpak die past bij de opvattingen van de VVD.
Zo stond vorige week de verordening Bevorderen Maatschappelijke Participatie op het programma. Doel is om ook gezinnen met een laag inkomen toegang te geven tot o.a. sport, cultuur en onderwijs. Dit wordt geregeld via de Goudse Rotterdampas, waarop kortingen staan voor sport en cultuur en ook een tegoed staat waarmee o.a. school- en sportartikelen gekocht kunnen worden. Deze stadspas wordt al een aantal jaren gebruikt in Gouda en het voorstel van het college was om het tegoed te verhogen en de pas voor een bredere doelgroep beschikbaar te stellen.
Ook de VVD vindt dat alle kinderen naar school moeten kunnen gaan en ook mee moeten kunnen doen aan sport. Dat staat niet ter discussie. De vraag is welke gezinnen onvoldoende inkomen hebben om dit zelf te betalen. Het antwoord van het college: ongeveer 5500 gezinnen. Het antwoord van NIBUD: niemand!
Het college is dus een probleem aan het oplossen dat volgens NIBUD helemaal niet bestaat. Natuurlijk zijn er gezinnen die niet rond kunnen komen. Ga maar eens bij de voedselbank kijken. Maar de conclusie van het NIBUD was afgelopen zomer dat geen enkele doelgroep in Gouda gemiddeld een besteedbaar inkomen heeft, dat onder het bestaansminimum zit. Als een gezin toch een te laag inkomen heeft, komt dat door bijzondere omstandigheden. Het lijkt VVD Gouda dan ook zinvol om maatwerk te organiseren voor juist deze gezinnen en niet met de generieke maatregelen van het college te komen. Dat is niet nodig en voor de gezinnen die het echt nodig hebben, is het niet toereikend.
Een vergelijkbaar welles-nietesspel wordt gevoerd over het re-integratiebeleid. De gemeente staat aan de lat om inwoners te helpen, die niet zelfstandig aan werk kunnen komen. Ongeveer 1700 in Gouda zouden hierbij door de gemeente ondersteund moeten worden. Dat is een heel diverse groep mensen. Sommigen kunnen bij wijze van spreken morgen aan het werk, anderen zullen misschien wel nooit meer aan het werk kunnen.
De vraag is natuurlijk hoe wil je de (beperkte) capaciteit van de gemeente inzetten op de doelgroep die ondersteuning het hardst nodig hebben? Dan moet je onderzoeken wat deze mensen kunnen. In 2019 hebben we in Gouda hier een zeer succesvol project op gedaan. De gemeente heeft 600 mensen gesproken, die al meer dan twee jaar in de bijstand zaten. Met groot effect want het aantal mensen in de bijstand daalde veel harder dan in vergelijkbare gemeenten.
Hoewel het college zegt dat ze deze aanpak nu altijd volgen, is dat niet in de cijfers te zien. Een groot deel van het effect uit 2019 is afgelopen jaren weer verdwenen. Dat is niet onze mening, maar blijkt uit een recent onderzoek van de Groene Hart Rekenkamer. De Rekenkamer doet aanbevelingen waar VVD Gouda al jaren voor pleit. De Rekenkamer ziet met de VVD dat er echt nog wel voortgang te boeken is om mensen mee te laten doen in onze maatschappij. De reactie van het college was wel onthutsend: slechts 70 mensen (van de 1700) kunnen aan het werk. De rest hebben ze kennelijk al opgegeven. Dat dachten we in 2019 ook van die 600 mensen die we naar het Huis van de Stad hebben laten komen. In 1 jaar tijd was echter meer dan 30% aan het werk.
Samenvattend lijkt het er wel heel erg op dat dit college de onafhankelijke, objectieve adviezen van NIBUD en de Rekenkamer maar niet wil horen. VVD Gouda ondersteunt deze adviezen wel en zet zich ervoor in om deze objectief effectieve instrumenten gericht in te zetten voor de mensen die dit het hardst nodig hebben. Onze inwoners verdienen een adequate aanpak. Zij verdienen maatwerk.
Raadslid Paul Ruijgrok